Het Indische geluid
Verhalen en herinneringen uit Nederlands-Indië
Nederland-Indië komt tot leven middels authentieke opnamen, afgewisseld met nieuw voorgelezen verhalen en Indische geluiden.
Auteurs
Hella S. Haasse, Maria Dermoût, Vincent Mahieu, Alberts
Sprekers
Maria Dermoût, Maria Kist, Vincent Mahieu, Hella S. Haasse, Willem Nijholt
Speelduur
3 uur 28 min 6 sec
€ 9,99
Beschrijving
Het voormalige Nederlands-Indië is nog steeds één van de grootste thema's in de Nederlandse literatuur. Sterker nog: het land bestaat alleen nog maar in de literatuur. In dit luisterboek komt het middels authentieke opnamen, afgewisseld met nieuw voorgelezen verhalen en Indische geluiden, weer tot leven.
Het Indische geluid bevat korte verhalen en herinneringen geschreven en voorgelezen door diverse auteurs.
Inhoud
De olifanten en De sirenen van Maria Dermoût, voorgelezen door haarzelf en haar kleindochter Maria Kist
De lidah buaja en De perkara van Hella S. Haasse, voorgelezen door haarzelf en Willem Nijholt
Groen van A. Alberts, voorgelezen door Willem Nijholt
De muis van en voorgelezen door Vincent Mahieu
Details
Imprint
QueridoUitgever
Singel Uitgeverijen
Publicatiedatum
9 juli 2008
ISBN
9789021417431
Taal
Nederlands
Speelduur
3 uur 28 min 6 sec
Bestandsgrootte
147 MB
Formaat
mp3 download en geschikt voor de Luisterrijk app
Categorieën
Tags
Over de auteur
Hélène Serafia Haasse (1918-2011) werd geboren in Batavia (Jakarta). In 1938 ging zij naar Nederland om Scandinavische taal- en letterkunde te studeren, maar ze stapte over naar de Toneelschool. Na een korte toneelcarrière begon ze tijdens de oorlog te schrijven. De novelle Oeroeg betekende haar grote doorbraak. In de jaren die volgden bouwde ze een indrukwekkend oeuvre op, dat bestaat uit documentair-historische romans (zoals Mevrouw Bentinck en Heren van de thee), Indische romans (Oeroeg en Sleuteloog) en contemporaine romans (De wegen der verbeelding en Fenrir). Daarnaast schreef ze essays en lezingen, die onlangs opnieuw zijn uitgegeven in de bundel Uitzicht. Zij was de enige auteur die driemaal het Boekenweekgeschenk schreef.
Vanaf 2006 verschijnt haar Verzameld werk ('oogstrelende uitgave van het verzameld werk' volgens Trouw). Haar werk is bekroond met diverse oeuvreprijzen, waaronder de Constantijn Huygensprijs 1981, de de P.C. Hooftprijs 1984 en de Annie Romeinprijs 1995. In 2004 ontving Hella S. Haasse de prestigieuze Prijs der Nederlandse Letteren. Op 2 februari 2008, haar negentigste verjaardag, werd het digitale Hella Haasse Museum geopend, waarin haar leven en werk in tekst en beeld te zien is.
Hella S. Haasse was een van Nederlands meest vertaalde auteurs, met name in Frankrijk is ze beroemd en haar werk verschijnt in zestien landen.
Maria Dermoût (1888-1962) werd geboren in Nederlands-Indië, ging school in Nederland en reisde haar hele leven heen en weer tussen beide landen. Ze woonde vooral op de Molukken. Ze debuteerde pas 1951, met Nog pas gisteren, waarin ze herinneringen verwerkte aan de Indische jaren die haar latere gedachten- en gevoelswereld in sterke mate hebben bepaald. In haar werk, vooral in haar korte verhalen, is de Indonesische wijze van vertellen en voordragen duidelijk te herkennen. Het boek dat als haar magnum opus beschouwd wordt, De tienduizend dingen, verscheen in 1955.
Haar biografie werd geschreven door Kester Freriks: Geheim Indië. In 1970 verscheen voor het eerst haar Verzameld werk; in 2008 verscheen de vooralsnog laatste editie daarvan, met een nawoord van Hella S. Haasse. De tienduizend dingen werd in dertien talen vertaald. In de VS stond het wekenlang boven aan in de top tien, en Time verkoos deze roman tot het beste boek van 1958 (daarbij Truman Capote en Boris Pasternak achter zich latend).
'Ze is schrijfster van proza dat de lezer als een bedwelming ondergaat door de bezwerende opsomming van voorwerpen en gebeurtenissen, herinneringen en gedachten waarvoor het verre eilandenrijk de bron vormt.' (NRC Handelsblad)
'Haar werk geeft de lezer de zeldzame ervaring persoonlijk binnengeleid te worden in de opgeroepen wereld en omsloten te zijn door honderden mensen, hun stemmen en gezichten, hun manier van bewegen, hun gedachten en de voorwerpen waarmee ze hun huis stofferen, hun huis dat net zo veelomvattend is als het heelal. Tussen het nietige en het verhevene, het aardse en onaardse bestaat geen verschil.' (NRC Handelsblad)
Vincent Mahieu (en Tjalie Robinson) zijn twee pseudoniemen van de journalist en schrijver J.J.Th. Boon.
Jan Johannes Theodorus Boon begon zijn beroepscarrière als onderwijzer op Java. Sinds 1936 was hij sportredacteur bij het Bataviaasch Nieuwsblad. De tijd van de Japanse bezetting (1942-1945) bracht hij door in diverse krijgsgevangenenkampen, onder andere in Singagapore en Johore Baharu (Maleisië). Na de oorlog werkte hij eerst als administrateur bij Bruynzeel op Borneo. Vervolgens werd hij journalist bij het Indonesische ochtendblad De Nieuwsgier.
In 1955 vertrok hij met zijn gezin naar Nederland, waar hij aanvankelijk in Amsterdam woonde. In 1959 verhuisden zij naar Den Haag. Sinds 1956 voerde hij de redactie van het door hem opgerichte blad Over de Brug dat vooral bekend werd onder de naam Tong Tong (later omgedoopt tot Moesson), dat op de Indische gemeenschap in Nederland was gericht. Sedertdien wordt over hem eigenlijk alleen nog maar gesproken onder zijn schrijversnaam Tjalie Robinson.
Tjalie Robinson stelde zich tot doel de herinnering aan de Nederlands-indische cultuur levend te houden in het Haagse leven van zijn tijd, of, zoals hij het zelf uitdrukte: "Te ijveren voor levende monumenten van een onsterfelijk verleden". Een van die levende monumenten is de Pasar Malam Besar, een mede op zijn initiatief tot stand gekomen jaarlijks evenement dat (sinds 1959) de herinnering aan tempo doeloe, de goede oude tijd, levend houdt.
(Bron: Wikipedia)
Albert Alberts (1911-1995) was een Nederlands schrijver, vertaler en journalist. Alberts studeerde indologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht en was lid van studentenvereniging Unitas. Daar vormde hij een vriendenkring met Anton Koolhaas en Leo Vroman. Hij promoveerde in 1939 tot doctor in de letteren en wijsbegeerte op het proefschrift Baud en Thorbecke 1847-1851. Daarna verbleef hij tot 1946 als bestuursambtenaar in Nederlands-Indië. Tijdens zijn internering door de Japanners kwam hij in contact met de schrijver Han Friedericy. Na zijn terugkeer naar Nederland werkte hij korte tijd op het ministerie van Overzeese Gebiedsdelen met Friedericy als directe chef. Vervolgens was hij tot 1953 directiesecretaris van het Kina-bureau in Amsterdam. Met een onderbreking van begin 1959 tot begin 1960, waarin hij bij Sticusa werkte, was Alberts van 1953 tot 1965 politiek redacteur van De Groene Amsterdammer. Zijn laatste werkgever was het ministerie van Buitenlandse Zaken. In 1976 ging hij met pensioen.
Alberts publiceerde zijn eerste verhalen in het tijdschrift Libertinage. Hij debuteerde in 1952 met de verhalenbundel De eilanden. Een jaar later volgde de korte roman De bomen. Hij publiceerde verder onder meer De Vergaderzaal, De honden jagen niet meer, De Utrechtse herinneringen van A. Alberts en De vrouw met de parasol.
In 1992 schreef hij het Boekenweekessay Twee jaargetijden minder. Zijn Verzameld Werk verscheen in 2005.
(Bron: Wikipedia)
Hélène Serafia Haasse (1918-2011) werd geboren in Batavia (Jakarta). In 1938 ging zij naar Nederland om Scandinavische taal- en letterkunde te studeren, maar ze stapte over naar de Toneelschool. Na een korte toneelcarrière begon ze tijdens de oorlog te schrijven. De novelle Oeroeg betekende haar grote doorbraak. In de jaren die volgden bouwde ze een indrukwekkend oeuvre op, dat bestaat uit documentair-historische romans (zoals Mevrouw Bentinck en Heren van de thee), Indische romans (Oeroeg en Sleuteloog) en contemporaine romans (De wegen der verbeelding en Fenrir). Daarnaast schreef ze essays en lezingen, die onlangs opnieuw zijn uitgegeven in de bundel Uitzicht. Zij was de enige auteur die driemaal het Boekenweekgeschenk schreef.
Vanaf 2006 verschijnt haar Verzameld werk ('oogstrelende uitgave van het verzameld werk' volgens Trouw). Haar werk is bekroond met diverse oeuvreprijzen, waaronder de Constantijn Huygensprijs 1981, de de P.C. Hooftprijs 1984 en de Annie Romeinprijs 1995. In 2004 ontving Hella S. Haasse de prestigieuze Prijs der Nederlandse Letteren. Op 2 februari 2008, haar negentigste verjaardag, werd het digitale Hella Haasse Museum geopend, waarin haar leven en werk in tekst en beeld te zien is.
Hella S. Haasse was een van Nederlands meest vertaalde auteurs, met name in Frankrijk is ze beroemd en haar werk verschijnt in zestien landen.
Maria Dermoût (1888-1962) werd geboren in Nederlands-Indië, ging school in Nederland en reisde haar hele leven heen en weer tussen beide landen. Ze woonde vooral op de Molukken. Ze debuteerde pas 1951, met Nog pas gisteren, waarin ze herinneringen verwerkte aan de Indische jaren die haar latere gedachten- en gevoelswereld in sterke mate hebben bepaald. In haar werk, vooral in haar korte verhalen, is de Indonesische wijze van vertellen en voordragen duidelijk te herkennen. Het boek dat als haar magnum opus beschouwd wordt, De tienduizend dingen, verscheen in 1955.
Haar biografie werd geschreven door Kester Freriks: Geheim Indië. In 1970 verscheen voor het eerst haar Verzameld werk; in 2008 verscheen de vooralsnog laatste editie daarvan, met een nawoord van Hella S. Haasse. De tienduizend dingen werd in dertien talen vertaald. In de VS stond het wekenlang boven aan in de top tien, en Time verkoos deze roman tot het beste boek van 1958 (daarbij Truman Capote en Boris Pasternak achter zich latend).
'Ze is schrijfster van proza dat de lezer als een bedwelming ondergaat door de bezwerende opsomming van voorwerpen en gebeurtenissen, herinneringen en gedachten waarvoor het verre eilandenrijk de bron vormt.' (NRC Handelsblad)
'Haar werk geeft de lezer de zeldzame ervaring persoonlijk binnengeleid te worden in de opgeroepen wereld en omsloten te zijn door honderden mensen, hun stemmen en gezichten, hun manier van bewegen, hun gedachten en de voorwerpen waarmee ze hun huis stofferen, hun huis dat net zo veelomvattend is als het heelal. Tussen het nietige en het verhevene, het aardse en onaardse bestaat geen verschil.' (NRC Handelsblad)
Vincent Mahieu (en Tjalie Robinson) zijn twee pseudoniemen van de journalist en schrijver J.J.Th. Boon.
Jan Johannes Theodorus Boon begon zijn beroepscarrière als onderwijzer op Java. Sinds 1936 was hij sportredacteur bij het Bataviaasch Nieuwsblad. De tijd van de Japanse bezetting (1942-1945) bracht hij door in diverse krijgsgevangenenkampen, onder andere in Singagapore en Johore Baharu (Maleisië). Na de oorlog werkte hij eerst als administrateur bij Bruynzeel op Borneo. Vervolgens werd hij journalist bij het Indonesische ochtendblad De Nieuwsgier.
In 1955 vertrok hij met zijn gezin naar Nederland, waar hij aanvankelijk in Amsterdam woonde. In 1959 verhuisden zij naar Den Haag. Sinds 1956 voerde hij de redactie van het door hem opgerichte blad Over de Brug dat vooral bekend werd onder de naam Tong Tong (later omgedoopt tot Moesson), dat op de Indische gemeenschap in Nederland was gericht. Sedertdien wordt over hem eigenlijk alleen nog maar gesproken onder zijn schrijversnaam Tjalie Robinson.
Tjalie Robinson stelde zich tot doel de herinnering aan de Nederlands-indische cultuur levend te houden in het Haagse leven van zijn tijd, of, zoals hij het zelf uitdrukte: "Te ijveren voor levende monumenten van een onsterfelijk verleden". Een van die levende monumenten is de Pasar Malam Besar, een mede op zijn initiatief tot stand gekomen jaarlijks evenement dat (sinds 1959) de herinnering aan tempo doeloe, de goede oude tijd, levend houdt.
(Bron: Wikipedia)
Albert Alberts (1911-1995) was een Nederlands schrijver, vertaler en journalist. Alberts studeerde indologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht en was lid van studentenvereniging Unitas. Daar vormde hij een vriendenkring met Anton Koolhaas en Leo Vroman. Hij promoveerde in 1939 tot doctor in de letteren en wijsbegeerte op het proefschrift Baud en Thorbecke 1847-1851. Daarna verbleef hij tot 1946 als bestuursambtenaar in Nederlands-Indië. Tijdens zijn internering door de Japanners kwam hij in contact met de schrijver Han Friedericy. Na zijn terugkeer naar Nederland werkte hij korte tijd op het ministerie van Overzeese Gebiedsdelen met Friedericy als directe chef. Vervolgens was hij tot 1953 directiesecretaris van het Kina-bureau in Amsterdam. Met een onderbreking van begin 1959 tot begin 1960, waarin hij bij Sticusa werkte, was Alberts van 1953 tot 1965 politiek redacteur van De Groene Amsterdammer. Zijn laatste werkgever was het ministerie van Buitenlandse Zaken. In 1976 ging hij met pensioen.
Alberts publiceerde zijn eerste verhalen in het tijdschrift Libertinage. Hij debuteerde in 1952 met de verhalenbundel De eilanden. Een jaar later volgde de korte roman De bomen. Hij publiceerde verder onder meer De Vergaderzaal, De honden jagen niet meer, De Utrechtse herinneringen van A. Alberts en De vrouw met de parasol.
In 1992 schreef hij het Boekenweekessay Twee jaargetijden minder. Zijn Verzameld Werk verscheen in 2005.
(Bron: Wikipedia)